Er bestaan mensen die gewoon naar liedjes kunnen luisteren zonder daar allerlei gedachten bij te ontwikkelen. Ik behoor niet tot die mensen. 'Gedachten ontwikkelen over liedjes' zou je zelfs een favoriete tijdverlummelbezigheid kunnen noemen. Er bestaan een hoop van dat soort bezigheden, ik zal het over de andere nog wel eens hebben, maar dit is zeker een van de meest interessante.
Vanmorgen gebeurde het weer: er borrelde een liedje omhoog. Het was Dokter Bernhard, uit de jaren zeventig. Dokter Bernhard is een leuk liedje, ook al loopt het dramatisch af. Het leuke eraan vind ik het gevoel van hier-en-nu dat het oproept. Als luisteraar heb je het gevoel erbij te zijn, nu, het moment dat het zich allemaal afspeelt.
Toch is er iets raars met het liedje. Als kind voelde ik al dat er iets niet klopte, maar wát? Ik kon het niet benoemen. Vanmorgen besloot ik het nummer aan een nader onderzoek te onderwerpen, ik had toch wat verlummeltijd over.
Het onderzoek leidde - ik zal het meteen maar verklappen - tot de grote vraag: wat doet dokter Bernhard 's avonds laat bij de ik-vrouw thuis? Waarom is hij daar?
Nu roep je natuurlijk: 'Maar Mariken, hoezó is dokter Bernhard 's avonds laat bij de ik-vrouw thuis? Hoe kom je daarbij?'
Ik zal je vertellen hoe ik daarbij kom.
Als het liedje begint, stel je je als luisteraar voor hoe de ik-vrouw de ziekenhuiskamer van haar geliefde verlaat om op de gang dokter Bernhard aan te klampen. Je ziet haar voor je: angstige blik, smekend, kwetsbaar, haar hand lichtjes rustend op zijn witgemouwde doktersarm:
'Dokter Bernhard, u moet me zeggen: hoe gaat het met hem nu?'
Dan vervolgt ze: 'Dokter Bernhard, ik kan alleen maar bidden voor hem en u.' (En ú? Die toevoeging begrijp ik niet. Vroeger dacht ik dat ze zong: 'en nú...', als een onaffe zin - die ik ook niet begreep.)
Hm. Dat 'alleen maar bidden' doet al sterk vermoeden dat er méér afstand is tussen de ik-vrouw en haar geliefde dan slechts een ziekenhuisdeur. Als je vlak bij iemand bent, kun je immers wel meer doen dan alleen bidden. Je kunt bijvoorbeeld zijn hand vasthouden, zijn voorhoofd deppen en hem opbeurende woordjes toeprevelen.
Maar ik geef toe: het bidden is op zichzelf nog geen sluitend bewijs dat de ik-vrouw zich niet in het ziekenhuis bevindt.
Dan zingt ze: 'Hij ligt daar zo alleen'. Aha! Ze is dus inderdaad een behoorlijk eind van hem vandaan, anders zou ze hem niet als 'alleen' beschouwen. Dat doe je niet als je even naar het toilet bent, of even met de dokter gaat praten. Bovendien, als ze dichtbij was geweest, waarom zou ze dan niet naar hem toesnellen, om onmiddellijk een einde te maken aan dat ongewenste alleen-zijn? Blijkbaar kan dat niet.
Of ligt hij misschien ergens waar ze niet bij hem mag komen, in quarantaine bijvoorbeeld?
Nee, want even later zingt ze: 'Gisteravond was hij op. Hij heeft me nog gekust (gekúúú-hu-hu-hust)'.
Dat was gisteravond. Maar waar is ze nú dan? Waarom is ze niet bij hem? Vergis ik me, en is ze tóch in het ziekenhuis? Wellicht is ze op de werkkamer van dokter Bernhard, om even rustig zijn geval te kunnen bespreken.
Maar nee.
Want - en nu komt het:
De telefoon gaat.
En zíj pakt hem op.
Het is een vaste telefoon, want mobiele telefoons had men nog niet in de jaren zeventig.
Ze zitten niet in dokter Bernards werkkamer, want in dat geval zou híj de telefoon beantwoord hebben.
Kortom: ze is thuis.
En dat roept de volgende dringende vragen op:
- Waarom is ze thuis, als ze zo graag bij hém wil zijn?
Misschien is het al 's avonds laat en mag ze niet in het ziekenhuis overnachten. Ja natuurlijk, dat is een zeer plausibele verklaring. Maar dat roept onmiddellijk een veel verontrustender vraag op, te weten:
- Waarom is dokter Bernhard - overduidelijk niet een huisarts maar een ziekenhuisarts - bij deze vrouw thuis, 's avonds laat?
Sinds wanneer komt een behandelend arts bij de vrouw van een patiënt thuis, ook nog 's avonds laat, om te vertellen dat alles goed gaat met de patiënt? Want dat is wat hij haar zegt: alles gaat prima, maakt u zich maar geen zorgen.
De enige niet-verdachte verklaring zou kunnen zijn dat dokter Bernhard bevriend is met het echtpaar. Maar in dat geval zou de vrouw hem Bernhard noemen, geen dokter. En de dokter zou haar niet met 'u' aanspreken.
Een bange, kwetsbare vrouw, alleen thuis, 's avonds laat. Ik ga mijn verdenkingen omtrent de bedoelingen van deze dokter Bernhard niet opschrijven. Vooral de laagste en de meest bedenkelijke niet. Dat zou jammer zijn. Ga even fijn wat tijd verlummelen en bedenk ze zelf.
Dan vervolgt ze: 'Dokter Bernhard, ik kan alleen maar bidden voor hem en u.' (En ú? Die toevoeging begrijp ik niet. Vroeger dacht ik dat ze zong: 'en nú...', als een onaffe zin - die ik ook niet begreep.)
Hm. Dat 'alleen maar bidden' doet al sterk vermoeden dat er méér afstand is tussen de ik-vrouw en haar geliefde dan slechts een ziekenhuisdeur. Als je vlak bij iemand bent, kun je immers wel meer doen dan alleen bidden. Je kunt bijvoorbeeld zijn hand vasthouden, zijn voorhoofd deppen en hem opbeurende woordjes toeprevelen.
Maar ik geef toe: het bidden is op zichzelf nog geen sluitend bewijs dat de ik-vrouw zich niet in het ziekenhuis bevindt.
Dan zingt ze: 'Hij ligt daar zo alleen'. Aha! Ze is dus inderdaad een behoorlijk eind van hem vandaan, anders zou ze hem niet als 'alleen' beschouwen. Dat doe je niet als je even naar het toilet bent, of even met de dokter gaat praten. Bovendien, als ze dichtbij was geweest, waarom zou ze dan niet naar hem toesnellen, om onmiddellijk een einde te maken aan dat ongewenste alleen-zijn? Blijkbaar kan dat niet.
Of ligt hij misschien ergens waar ze niet bij hem mag komen, in quarantaine bijvoorbeeld?
Nee, want even later zingt ze: 'Gisteravond was hij op. Hij heeft me nog gekust (gekúúú-hu-hu-hust)'.
Dat was gisteravond. Maar waar is ze nú dan? Waarom is ze niet bij hem? Vergis ik me, en is ze tóch in het ziekenhuis? Wellicht is ze op de werkkamer van dokter Bernhard, om even rustig zijn geval te kunnen bespreken.
Maar nee.
Want - en nu komt het:
De telefoon gaat.
En zíj pakt hem op.
Het is een vaste telefoon, want mobiele telefoons had men nog niet in de jaren zeventig.
Ze zitten niet in dokter Bernards werkkamer, want in dat geval zou híj de telefoon beantwoord hebben.
Kortom: ze is thuis.
En dat roept de volgende dringende vragen op:
- Waarom is ze thuis, als ze zo graag bij hém wil zijn?
Misschien is het al 's avonds laat en mag ze niet in het ziekenhuis overnachten. Ja natuurlijk, dat is een zeer plausibele verklaring. Maar dat roept onmiddellijk een veel verontrustender vraag op, te weten:
- Waarom is dokter Bernhard - overduidelijk niet een huisarts maar een ziekenhuisarts - bij deze vrouw thuis, 's avonds laat?
Sinds wanneer komt een behandelend arts bij de vrouw van een patiënt thuis, ook nog 's avonds laat, om te vertellen dat alles goed gaat met de patiënt? Want dat is wat hij haar zegt: alles gaat prima, maakt u zich maar geen zorgen.
De enige niet-verdachte verklaring zou kunnen zijn dat dokter Bernhard bevriend is met het echtpaar. Maar in dat geval zou de vrouw hem Bernhard noemen, geen dokter. En de dokter zou haar niet met 'u' aanspreken.
Een bange, kwetsbare vrouw, alleen thuis, 's avonds laat. Ik ga mijn verdenkingen omtrent de bedoelingen van deze dokter Bernhard niet opschrijven. Vooral de laagste en de meest bedenkelijke niet. Dat zou jammer zijn. Ga even fijn wat tijd verlummelen en bedenk ze zelf.